
OMGEVINGSVISIE ZOETERMEER
Thema 1: cultuurverandering
Thema 2: participatie
Thema 3: actueel: ‘groeikernproblematiek’
De Omgevingsvisie wordt voor Zoetermeer HET centrale regie-instrument en omvat zowel de ruimtelijke-, sociale- als economische pijler. Dit vraagt intern om een ontkokering van de beleidsontwikkeling, waarbij het doel is dat ook ontkokering van de uitvoering plaatsvindt. Hierdoor kunnen beleidsinstrumenten en middelen elkaar ondersteunen en ontstaat er meer slagkracht. Dit kan alleen slagen door ontkokering van de bestaande organisatie. De ontkokering van beleid (en daarmee van de organisatie), zal ook (moeten) leiden tot ontkokering van de uitvoering. Uitvoering en realisatie van beleid kan alleen samen met burgers, ondernemers en organisaties Zoetermeer gaat met die samenleving op zoek naar de ingrediënten van de hoofdkoers en de gezamenlijke strategieën voor het traject naar ‘realisatie’ van die gezamenlijk gedragen hoofdkoers Zoetermeer denkt hiervoor bijvoorbeeld aan vernieuwende werkvormen als ‘proeftuinen’.
Belangrijke opgave die centraal zal staan in het Omgevingsvisieproces, is het inspelen op typerende ‘groeikern gerelateerde vraagstukken'(o a. gerelateerd aan de versnelde dubbele vergrijzing). De stad heeft inmiddels geen uitleggebieden meer. De bestaande stad is nu het toneel van ontwikkeling. Zoetermeer beoogt -in het verlengde van haar destijds innovatieve groeikernstatus- in de Omgevingsvisie nu ook een innovatieve strategie uit te stippelen voor het anticiperen op die ’typerende groeikernvraagstukken’, waarbij ingezet wordt op het behouden en versterken van de kwaliteiten van Zoetermeer als derde stad van Zuid-Holland.
Projectleider: Jeffrey de Haas | Gemeente Zoetermeer
Pilotcoach: John Stohr | BRO
Expert I: Martijn Niehof | KuiperCompagnons
Expert II: Anita Wijnholds | HZA
Masterclass | 5 maart 2015
In de intervisie kwam “het wenkend perspectief” voor Zoetermeer naar voren. Dit is een streefbeeld van 3 leidende thema’s/principes die de grondslag zouden moeten vormen voor de Omgevingsvisie. De grote omslag in denken die de gemeente daarbij zal moeten gaan maken is de transitie van het ontwikkelen van een planbare groeistad, naar pionieren in een andere werkwijze. Over de manier waarop de gemeente dat zou moeten doen, bestaan (intern) twee tegengestelde bewegingen. Enerzijds wordt veronderstelt dat dit een complete kanteling van de organisatie zou moeten betekenen. Anderzijds zijn er mensen die denken dat “een nieuw dak” volstaat en er slechts kleine wijzigingen nodig zijn. Hoe dan ook, wordt de Omgevingsvisie gezien als vliegwiel voor deze discussie en een middel om de “mindset” over de stad te veranderen.
Daarnaast is er een uitdrukkelijke wens om het aantal van 98 beleidsdocumenten te reduceren naar minder. Moeilijk te rijmen daarbij is, dat parallel aan die integratiebehoefte naar minder regels ook gewoon nog sectorale sporen blijven opduiken. Bredere opinie is, dat daarin met name integratie van het sociale domein moeilijk is…