Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt aan de Omgevingswet. Een consortium van 20 BNSP-bureau’s is door het Ministerie gevraagd om negen pilots voor het nieuwe instrument Omgevingsvisie te werven en te begeleiden bij het proces van planvorming en implementatie. De werving en selectie van negen pilots is achter de rug en in oktober 2014 is er gestart met de uitvoering van het kennis- en leertraject. Dit traject speelt zich af rondom de pilots en een ’tweede ring’ van geïnteresseerde gemeenten, regio’s en provincies. Doel van het traject is ‘leren en inspireren’: ervaring opdoen met de Omgevingsvisie en deze delen, nog voordat de wet in werking treedt!
Een Omgevingsvisie, wat is dat?
Een Omgevingsvisie is eigenlijk de opvolger van de structuurvisie in de nieuwe Omgevingswet, maar dan verder verbreed. Het wordt hèt strategisch instrumentarium voor ruimtelijk-, milieu‐, water‐, en verkeers‐ en vervoersbeleid. Het is een lange termijnvisie op de noodzakelijke en gewenste ontwikkelingen binnen een grondgebied. De Omgevingsvisie gaat niet alleen over inhoud en proces, maar ook over hoe en met wie de overheid de stip aan de horizon stapsgewijs dichterbij beoogt te brengen. Net als bij de huidige structuurvisie is de vorm van het strategische instrument vrij. Afhankelijk van ambities, tijdhorizon en thematiek kan daar op een eigen wijze inhoud aan worden geven.
Wat wordt er van de Omgevingsvisie verwacht?
De verwachtingen zijn aanzienlijk. Het streven is dat de Omgevingsvisie:
- een echt integraal en samenhangend beleid vormt voor de fysieke leefomgeving op strategisch niveau en dus meer is dan alleen het samenvoegen van sectorale plannen;
- een duidelijk regiekader en een sturingsfilosofie omvat, waarin de rollen en verwachtingen van partijen benoemd zijn, ook die van de overheid zelf;
- duidelijkheid biedt over welke acties de overheid (in een gebied) zelf beoogt te ondernemen en waarvoor juist andere partijen uitgenodigd worden en welke randvoorwaarden daarbij dan aan de orde zijn;
- leidt tot lastenverlichting omdat er straks één samenhangende visie zal zijn in plaats van meerdere. Het is voor rijk en provincies verplicht, voor gemeenten (vooralsnog) facultatief;
- opgesteld wordt in goed overleg met betrokken partijen en initiatiefnemers uit de samenleving, waardoor het een breed gedragen strategisch kader is waarin gezamenlijke belangen centraal staan;
- leidt tot versnelde en verbeterde besluitvorming;
- een praktisch toepasbaar instrument zal zijn voor de dagelijkse praktijk, dat dynamisch en digitaal actueel gehouden wordt, waardoor het na opstellen niet in de la belandt.
Waarom nu al werken aan Pilots van de Omgevingsvisie?
Via pilotprojecten wil het ministerie de uitvoeringspraktijk vertrouwd maken met de rol, de betekenis en de (verwachte) meerwaarde van de Omgevingsvisie. De negen pilots zijn zo geselecteerd, dat er een exemplarisch en vrij compleet inzicht ontstaat in de reikwijdte van de Omgevingsvisie. Uit de planvormingsprocessen van de pilots worden lessen gehaald over succes‐ en faalfactoren, worden antwoorden geformuleerd of bovenstaande verwachtingen over de Omgevingsvisie terecht zijn en wordt advies gegeven bij de landelijke implementatie.
Waar ligt de focus in het kennis- en leertraject?
Gebaseerd op de belangrijkste vragen uit de markt, wordt het traject georganiseerd rondom zeven sleutelthema’s:
- cultuurverandering (verbinden disciplines, samenwerking, competenties);
- planvormingsproces (aanpak, kenmerken, stappen, rollen);
- participatie (verwachtingsmanagement, interactie, betrokkenheid partijen en type actoren);
- integraliteit en samenhang (reikwijdte);
- digitalisering (innovatie van het digitale platform, inzet digitale middelen);
- gerichtheid (thema-, gebieds-, doelgroepgericht of combinaties);
- en actuele thema’s (zoals energietransitie, groei versus krimp en klimaat).