VERWACHTINGEN…
Door: Derk-Jan Verhaak | RHO
De nieuwe omgevingswet schept verwachtingen. Zo leeft bij gemeenten de verwachting van meer beleidsvrijheid. Die verwachting staat in schril contrast met de verschillende Verordeningen Ruimte van provincies, die sterk sturen met vaak gedetailleerde beleidsregels. Is dit overdreven bemoeizucht of geeft de provincie het goede voorbeeld?
Laten we als voorbeeld de provincie Noord Brabant nemen. In de Verordening Ruimte worden regels gehanteerd over de ontwikkelingsruimte van de veehouderij. Het betreft niet alleen ruimtelijke voorwaarden, de verordening hanteert ook procesvoorwaarden. Zo moet een agrariër die meer ontwikkelingsruimte wenst, zelf het draagvlak verwerven. Refereert de provincie hiermee aan de bedoeling van de omgevingswet? Die zegt dat de overheid niet vanzelfsprekend het sturende orgaan is die alles (tot en met de inspraakavond) organiseert. De initiatiefnemers moeten zelf actie ondernemen. Of is er sprake van vergaande overheidsbemoeienis, extra barrières die ontwikkelingen belemmeren en voorwaarden die weinig meer met het provinciaal belang te maken hebben?
De provincie introduceert hiermee procesregels naast objectief toetsbare ruimtelijke normen. Dat gebeurt al wel vaker. Ook gemeenten vragen steeds vaker aan initiatiefnemers om met een gedragen plan (dus inclusief draagvlak) te komen, voordat het in behandeling wordt genomen.
Toch blijft het reageren op in plaats van samen creëren. En het zal ook nog wel even duren voordat we zover zijn. Het samen creëren vergt een andere werkwijze en attitude. Een aantal partijen is zich er van bewust dat er een (cultuur)veranderingstraject in gang moet worden gezet. Maar met bewustwording alleen redt je het niet. Ik zie nog weinig concrete acties om daarmee aan de slag te gaan.
Bij provincies zie je goede bedoelingen. Helaas heerst er vaak nog een air van alwetendheid. Dat helpt niet echt bij co-creëren. Het rijk doet dapper mee en signaleert de noodzaak van gedragsverandering. In de praktijk stuurt zij voorlopig vooral op inhoud (AMVB’s) en heeft daar de handen vol aan.
Overigens is het een misverstand te denken dat alleen de overheid aan de nieuwe werkwijze moet wennen. Ook initiatiefnemers en burgers zullen hun eigen rol en hun verwachtingspatroon over de rol van de overheid moeten bijstellen. Een voorbeeld tijdens de G1000 burgertop in Uden afgelopen jaar, illustreert dit. Tijdens het verzamelen van ideeën voor de toekomst, vertelde een dame tegen mij dat ze last had van hondenpoep; of de gemeente daar niet wat aan kon doen? Het koste enige overtuigingskracht om de dame te bewegen haar klacht om te zetten in een idee . Kortom, veel burgers verwachten nog steeds dat de overheid alle problemen oplost.
Er moet nog het nodige gebeuren op het gebied van gedragsverandering. Elke deskundige op dat terrein kan u vertellen dat gedragsverandering tijd kost; het is geen kwestie van eenvoudigweg een knop omzetten. De pilots omgevingsvisie zijn een eerste stap; laten we dat proces gebruiken om de gedragsverandering te starten. Het is reëel om te veronderstellen dat in de 2e generatie omgevingsvisies de nieuwe werkwijze mogelijk geïmplementeerd is. Mijn verwachting is dat we dat alleen redden als we er nu mee beginnen. Wie weet zijn we dan in 2018 enigszins voorbereid op echte co-creatie.
Reacties zijn welkom via de auteur of de kennismakelaar.